maart
2001 - Interview
Arjo Hijmans
ARJO HIJMANS
Zoals bekend stuurt
Jean-Paul van Mierlo, de maker van deze website, mij af en toe op pad
om een hedendaags portret van de muzikanten achter Spasmodique te schilderen.
Dinsdagavond 20 maart 2001 was ik in Berkel
en Rodenrijs (5 km van Rotterdam), de woonplaats van gitarist
Arjo Hijmans(1960) en toevallig ook het dorp waar ondergetekende geboren
en getogen is. Ik kende Arjo nog uit de begin jaren '90 van jongerencentrum
Rotonde waar ik aan de bar menig biertje met hem omlegde. Maar sinds
1995 had ik hem niet meer gezien.
IS ER NOG LEVEN
NA ERIC CLAPTON?
Herinneringen
aan Arjo in de Rotonde: altijd in het zwart gekleed en bij binnenkomst
mij steevast groetend met een gulle grijns. Gul was hij op zulke baravonden
ook altijd met boeiende wetenswaardigheden over zijn grote liefdes:
Feyenoord, Van Hanegem, Clapton en oude blueshelden. Spasmodique of
andere onderwerpen kwamen nauwelijks aan bod.
Tekst: Koen van
Wijk
Ik verwachte eigenlijk
nog precies hetzelfde beeld aan te treffen als ik Arjo's woning op zoek
in die typische jaren '70 doolhofbuurt "De Sterrenwijk". Een
wijk waar door autochtone Berkelaren eigenlijk een beetje op wordt neergekeken
maar waar Arjo alweer ruim tien met plezier woont, temidden van gitaren,
cd's en lp's. Ik verwachtte dezelfde Arjo aan te treffen - een bibliothecaris
en ex-Spasmodique gitarist, alsmaar verhalend over Feyenoord en Clapton,
met veel overtuigingskracht, dat wel. Maar wat blijkt?
Ditmaal komt Feyenoord
niet ter sprake. Op zijn eettafel staat dan wel het "Feyenoord-Kampioenspel",
maar dat kan dit jaar wel weer de kast in. Clapton is er nog wel bij.
Duidelijk de rode draad in Arjo's muzikale leven, of hij wil of niet.
Ook doet Arjo eindelijk een boekje open over Spasmodique en wat eraan
vooraf ging. Zijn eerste capriolen op de gitaar, het eerste bandje met
vijf Berkelse pubers, de eerste ontmoeting met Reinier en Mark, zijn
stap uit Spasmodique. Bij alles valt één ding op: deze
eigenzinnige, maar gezellige autodidact heeft het geheugen van een olifant!
KvW: Het eerste wat ik van jullie ooit hoorde was de lp "From
the Cellar of Roses", maar die is op zolder verdwenen onder het
stof.
AH: ,,Die opname is niet zo goed uitgepakt. Ik heb nooit lol gehad van
onze eigen platen, er nooit naar kunnen luisteren zodra ze uitwaren.
Je hebt het dan al zo vaak gehoord, tot vervelens toe. Het mooiste ervan
is dat je een stuk muziek hebt, waar je live verder mee kunt, improviserend
het liefst. Als iemand me vertelde dat ie de plaat gekocht had en de
muziek waardeerde, deed het me wel wat."
KvW: Waarom
heb jij de band verlaten in 1990?
,,Ik was op, al die jaren zijn heel vermoeiend geweest. Tot '86 hadden
we het hele land doorgecrossed, op eigen kracht, zonder manager. Na
'86 kwamen we bij het RERO-management van Ron Mansveld. Die ging gelijk
van alles structureren. Hierdoor konden we nog meer spelen en dat ook
nog in grotere zalen. In elke zaal en elk tentje gespeeld dat je kunt
bedenken. Daar zijn er ongelofelijk veel van in Nederland. Vergeet niet,
wij hadden allemaal een baan in die tijd, op zich heel bijzonder in
de jaren tachtig. De mijne was bovendien fulltime, van 8 tot 5, dat
wreekte zich uiteindelijk met het ritme van doordeweekse oefensessies
die soms tot in de nacht doorgingen. Opeens ging bij mij de knop om,
ik was leeg, bijna depressief. Maar het was een opeenstapeling van factoren:
de échte doorbraak die maar uitbleef, mijn toenmalige vriendin
die een grote fan van de band was zodat ik thuis onze muziek nog eens
moest aanhoren. Wel jammer, want in die periode zat de groep juist in
de lift. Het is eigenlijk nog steeds een moeilijk onderwerp voor me."
KvW: Miste
je het optreden dan niet?
,,Jazeker. Toen zij verder gingen met twee vervangende gitaristen, heb
ik een paar optredens bezocht en toen was het alsof ik mezelf bekeek,
heel raar. Ik vond het trouwens heel goed, maar wel jammer dat ik zelf
niet op dat podium stond. Toch had ik er de eerste jaren na Spasmodique
behoorlijk genoeg van. Toen de anderen nieuwe dingen gingen doen - Mark
vooral - ging het wel weer kriebelen."
Tijdelijk kon
hij geen gitaar meer zien, maar alras speelde hij weer: thuis. Hele
zaterdagen en zondagen pakt hij nieuw aangeschafte cd's aan, speelt
mee, analyseert, doorgrondt.
,,Heerlijk, dan
zit ik urenlang uit te vlooien hoe de gitaarpartijen in elkaar zitten,
de boel lekker uit elkaar te trekken. Het uitwerken van nieuwe muziek
voor Spasmodique gaat ook op die manier. Toen èn nu. Dingen heb
ik thuis al weken of maanden uitgevlooid voordat het moment komt dat
ik het met een rood hoofd in de oefenruimte aan de anderen voor speel.
En dan maar hopen dat de duimen omhoog gaan."
Bij zijn muzikale
"weekendanalyses" van nieuwe popmuziek is Arjo vaak snel klaar:
,,Soms is het
heel voorspelbaar. De nieuwe PJ Harvey draaide ik laatst ´een
goede plaat hoor´ maar voor ik uitgeluisterd was had ik de gitaarpartijen
al helemaal door. Maar eigenlijk ben ik al rond 1988 gestopt met volgen
van nieuwe muziek. Als er iets echt goed is, hoor ik dat wel van anderen.
Wat de heren in de punktijd op gitaar presteerden was over het algemeen
triest. Je hoorde van verre al wat ze gingen doen. Ik ben misschien
conservatief, maar ik heb helemaal niks met syntezisers, zangers met
hoge stemmetjes of slechte teksten en het kille, machinale van veel
nieuwe platen."
KvW: Zijn er
geen uitzonderingen? R.E.M. of zo?
,,Hou op, kampvuurakkoordjes,
dat hoor jij ook! De grootste clichès die ooit verzonnen zijn
hebben zij op cd gezet, schandalig. Tja, het is een persoonlijke mening
natuurlijk, maar ik mis de bluesgitaar. Nirvana vond ik even leuk, hoogst
amusant. Het eerste album van Pearl Jam ook. En halverwege de jaren
negentig had ik mijn hoop gevestigd op een nieuwe held, Jeff Buckley."
Het is geen arrogantie.
Er spreekt iemand met een uitgesproken mening, een autodidact op de
gitaar voor wie het "uitvlooien" van bestaande muziek al 25
praktijk is. De basis zelfs. Voor Arjo vormen oude gitaarvirtuozen als
Albert King en Chuck Berry maar vooral de jonge Eric Clapton (Cream!)
de toetssteen waar hedendaags werk zelden aan kan tippen.
KvW: Hoe komt
een Berkelse jongen in vredesnaam op het idee om gitaar te gaan spelen?
,,Dat is een hele goede vraag!"
Het is duidelijk dat hij hier op heeft zitten wachten. Arjo
gaat er eens goed voor zitten, grijnst nog maar eens en toont zijn olifantengeheugen
met een terugblik op de jaren '70:
,,Op mijn veertiende kwam ik vaak bij een vriend die ik van de lagere
school kende, want hij had een pick-up Èn interessante lp's:
van Eric Clapton en Cream. Er ging een wereld voor me open. De platen
van Jimi Hendrix kende ik al sinds mijn negende, maar toen ik Cream
hoorde wist ik: dit is gitaarspelen."
Arjo wilde vanaf toen (medio 1974) ook wel een gitaar om zijn
nek hangen. Maar ja, waar begonnen? Gitaarles was geen optie, daar was
het destijds nog klassiek wat de klok sloeg en het was Arjo juist om
het rockwerk te doen. Een toevallige ontmoeting, twee jaar later veranderde
de zaak.
,,Met diezelfde lagere schoolvriend hing ik rond op een schoolplein
waar ik twee oude bekenden tegen het lijf liep. Één van
hen, Ed Versloot, vertelde dat hij een gitaar had gekocht maar nog moest
leren spelen. Hij wist dat ik een andere jongen kende die al speelde
en ik moest de twee in contact brengen. Binnen twee maanden had hij
al heel wat grepen onder de knie."
Een goede reden
voor Arjo om ook met een gitaar aan de slag te gaan: een geleend exemplaar
aanvankelijk, terwijl Ed beschikte over een Japanse imitatie Stratocaster
en een Novanex-versterker van Nederlands fabrikaat.
,,Ed zei: het valt best mee. We zijn samen hard aan de slag gegaan,
al luisterend naar oude platen leerden we onze eerste trucjes. Samen
kregen we onze eerste akkoorden onder de knie: Ed wist iets, ik wist
iets en dat gooiden we op een hoop. In de jaren '76 tot '79 leerden
we onszelf gitaar spelen door al die ouwe lui uit te vlassen. We haalden
de l.p's van onder meer Chuck Berry en the Band bij de bieb om ze na
te spelen. Die speelden langzaam, zonder teveel opsmuk of teveel noten.
Clapton en andere gitaarhelden waren in het begin nog te moeilijk, we
bouwden het langzaam uit."
Met nog drie Berkelse knullen vormden ze de groep New Impulses
en oefenden bij Ed thuis. Pa en ma Versloot kregen die jaren weinig
rust in hun weekenden. In die tijd zette Arjo en zijn gitaarmaat zo'n
200 nummers in elkaar. Een tiental er van vormde de beginset voor de
Torpedos. November '79 kwam die groep tot stand in een Berkelse tuindersschuur.
,,Ed zat inmiddels ook op het Caland (middelbare school in Rotterdam
Noord) en had een drummer in de klas. Die jongen, Reinier dus, nodigden
we uit voor een auditie in een schuur, beschikbaar gesteld door een
tuinderszoon uit mijn klas. We werden eigenlijk meteen helemaal overvleugeld
door Reinier, want dat was toen al een geweldige drummer. Reinier (toen
pas zestien) had ook een vriendje meegenomen. Die zei: hoi, ik ben Mark
en ik wil wel jullie bassist geworden."
Voila, driekwart
van de Spasmodique-bezetting viel in '79 dus al samen - ergens in Berkel!
Mark had ook al een naam klaar op die bewuste avond: de Torpedos, op
maat gesneden voor de punk/newwave-tijd. Alleen onder die naam wilden
de Rotterdammers Mark en Reinier met de Berkelse gitaristen in zee.
Stadse vlotheid zette de oude (en verouderde) naam New Impulses overboord.
Zingen durfde of wilde de Rits toen echter nog niet. Bij gebrek aan
zangers ging Arjo maar zingen; Ed was toen nog leadgitarist. Omdat hij
de solo's beter speelde dan Arjo, die ze echter wel verzon en uitlegde;
mooie tijden waren dat, zo rond 1980.
In mei 1981
vallen de Torpedos, de eerste band van Arjo, Reinier en Mark, om onduidelijke
redenen uit elkaar. Ruim een jaar later sloot Arjo zich met Reinier
aan bij de nieuwe band Spasmodique, die Mark inmiddels gevormd had met
bassist Martin en Bob.
,,Ik ben in de
begintijd echt muzikaal gehersenspoeld. Vooral door Martin, die veel
gekke, exotische, avantgardistische platen had. In het begin snapte
ik er de ballen van, als hij weer eens met een vreemd basloopje kwam
aanzetten. Ik heb in die tijd heel veel van de anderen geleerd, al was
het moeilijk om dingen samen te brengen. Opvallend: ik dacht dat ik
al heel wat kon, meer dan de anderen. Maar ik merkte wel dat hun ideeÎn
100 keer frisser waren."
De verstokte
Claptomaan deed gelukkig weer nieuwe inspiratie op, mede onder invloed
van zijn bandgenoten:
,,Ik hoorde begin jaren tachtig nieuwe gitaarhelden in Adrian Borland
van The Sound en Stephen Fellows van the Comsat Angels. Verder waren
er Joy Division en Nick Cave/ the Birthday Party. Met die bands hadden
we alle vier iets. The Birthday Party werd bovendien belangrijk voor
de identiteit van Spasmodique. Als nieuwe band ben je nu eenmaal op
zoek naar een identiteit, bewust of onbewust. Al werd er wel veel over
gediscussieerd bij ons."
Voor discussiëren heeft Spasmodique anno 2001 weinig tijd.
Iedereen heeft immers zo zijn bezigheden, de band vormt niet meer de
volledige identiteit van de bandleden, zoals Mark het eerder omschreef.
Oefenen en opnames maken gaat nu snel en efficiÎnt. Dankzij de
routine die met elkaar is opgebouwd, volgens Arjo. Maar ook door simpelweg
meteen aan de slag te gaan en niet eerst een fles bier open te trekken.
Over het nieuwe werk dat al is opgenomen, is hij kort: "Er zit
veel in en dan heb ik al teveel gezegd".
|